Omdat de duitsers niet zeker weten of ze wel Ghana binnen kunnen komen zonder carnet besluiten we om een wat kleinere (en vlgs het duitse boek gemakkelijkere) grensovergang te nemen bij Leo/Tumu. Het neemt wat tijd in beslag maar uiteindelijk komen we de grens over. De "Landy" is helemaal blij want ze kunnen eindelijk weer gewoon engels gebruiken, ipv frans en hoeven ze niet meer Peter of Heike al het vertaalwerk te laten doen. Vicky heeft weer de nodige sjans, als ze zou willen zou ze al 100x getrouwd kunnen zijn. Wat ook makkelijk is aan Ghana (dat dachten we toen nog), is dat ze ponden en waarschijnlijk dollars en travellers cheques accepteren. Nou in Tumu kan je en geen euro's en geen dollars of ponden inwissellen, want ze doen hier niet aan inwisselen. Nou is het een beetje moeilijk om boodschappen te doen zonder Cedi's dus wisselen maar wat euro's op de zwarte markt. Cedi's is geen drol waard dus als je 20 euro omwisseld moet je een plastic tasje meenemen om al de Cedi's in te doen. We waren zo gewent aan bushcampings dat we naarstig op zoek gaan in Ghana naar een plekje om te slapen. Ook al nemen we een dirtroad richting Wa, het blijkt vrijwel onmogelijk om een plekje te vinden zonder mensen. We moeten opeens heel stil zijn tijdens het kamperen want anders zijn we zo ondekt.
In Wa vinden we een bank die wil wisselen. Het is hier wel de omgekeerde wereld, want cash willen ze niet hebben, alleen maar travellers cheques (misschien zagen we er wat onbetrouwbaar/onguur uit). Het duurde ook een eeuwigheid, in de tussentijd vermaak ik me met het bekijken van zwervers, geiten en schapen die elkaar achterna zitten en het uitdelen van vies smakende koekjes. Als we willen vertrekken komt er opeens een hele grote zwarte man aan, trekt de deur open van de Mercedes G en gaat gewoon naast Heike zitten met de mededeling dat hij mee wil rijden. Het is opeens een beetje griezelige situatie, want de man weigert om de auto uit te gaan. Peter springt uit de auto, rukt de deur aan Heike's kant open en sleurt de man aan z'n arm de auto uit. Dit ging niet zomaar want die vent bleek toch wel erg sterk te zijn. Samen met Didi lukt het om de man over te dragen aan de mensen die er omheen staan (uiteraard was het meteen een volksoploop). Uit de opmerkimgen van de mensen bleek dat de man geestelijk gestoord was (nog enger dus). Met de bibbers in Heike's benen willen we weg, als ook nog eens blijkt dat de Vicky en Krissy weg zijn. Zodra die gevonden zijn gaan we op pad naar Mole Nat. Park. Op de kaart staat een route, die aanduidt dat het een weg zou moeten zijn die naar en door Mole gaat. Iedereen is nogal verbaast dat van allemaal juist ik met dat idee kom. Het lijkt er bijna op dat ik verslaafd ben geraakt aan het echte 4WD rijden. We komen op dirtroads die allemaal nog redelijk te doen zijn. Al krijgen we tijden de lunch een gigantische donderbui met heel veel regen op ons hoofd. Die regen maakt de weg wat blubberig en slipperig. Maar we hebben voor hetere vuren gestaan, dus we gaan gewoon door. Tot aan Dusie gaat het goed maar dan houdt de weg helemaal op en moeten we aan de lokale bevolking de weg vragen naar de ingang van Mole. In Dusie zijn de mensen blijkbaar niet veel blanken gewent want sommige van de kinderen lopen heel bang weg. Een schoolmeester wil ons wel een stukje de weg wijzen maar hij betwijfeld of we via deze route wel naar Mole kunnen want het is tenslotte in het regenseizoen. We vragen of de route net zo iets als de weg die we tot nu toe hebben gehad want dan moet het te doen zijn. De leraar leidt ons dwars door de velden richting Mole. Het wordt wel erg nat en we komen in het beginstukje bijna vast te staan in de modder. De leraar wijst aan wat voor richting we moeten gaan en kijkt nog eens vertwijfeld om naar ons. We rijden vol goede moed verder, het gras zo'n 2-3 meter hoog (dus geen uitzicht) over een heel smal paadje en modder. Plotseling zien we voor ons de de Landy helemaal schuin wegzakken, oei die staat vast. Dan kijkt Peter in z'n achteruitkijkspiegel en ziet de G ook helemaal schuin staan maar dan de andere kant op. Wij staan niet vast maar de Landy voor ons en de Mercedes G achter ons wel. Als we uitstappen blijkt dat het weggetje precies zo breed is als de auto's en dat het naast het gravel een moerasachtige modderboel is. M.a.w. we kunnen niet voor of achteruit. Slade loopt nog wat verder om te zien of het daar iets beter wordt. Nou dat was zeker niet het geval want een stukje verder kwam je uit in een soort modderstroompje die uitmondt in een heuse rivier. Dus moeten we maar terug, maar we kunnen niet keren en we staan met twee auto's vast. We trekken eerst de G eruit (daarbij komen wij ook vast te zitten) en dan gaan we proberen de Landy vlot te trekken. Er zijn twee highlifts nodig om de landy uit de modder te tillen (wie zei er dat je geen highlift nodig hebt). Maar dan komt het: de auto moet achteruit eruit getrokken worden en tijdens dat trekken kan geen 10 cm uitwijken want dan kom je naast de weg, en dus vast te zitten. Preciesie werk dus, waarbij we ook de Tirfort nodig hebben (gelukkig niet voor niets meegenomen). We hebben de hele middag nodig om alle auto's weer op de weg te krijgen. Het wordt al donker dus we besluiten om maar te kamperen zoals we staan, fileparkeren op de weg. Zelfs het koken hebben we op de weg tussen de auto's moeten doen. Als we eenmaal een beetje bekomen van het sjorren, duwen graven enz blijken we allemaal bulten te hebben en enorme jeuk. Zelfs dwars door broeken en shirts heen gestoken door (blijkt achteraf) blackflies. Muggenbulten kunnen jeuken nou dat is niets vergeleken bij blackfly bulten. Als toetje krijgen we nog een enorme donder/regenbui op ons kop wat ook wel weer voordelen had want je hoefde alleen naast de auto te gaan staan om te douchen.
De volgende ochtend zijn we heel voorzichtig achteruit gereden totdat we een spot gevonden hadden waar we konden keren. We keren terug naar Dusie met hangende pootjes om toe te geven dat het echt niet kan om Mole Nat Park binnen te rijden in het regenseizoen. We gaan nu maar naar Mole via de zuideningang. We hebben eigenlijk geen enkele verwachting van Mole, maar het blijkt een super park te zijn. Schitterend gelegen camping (op een klif met uitzicht op een drinkplaats) met hele mooie zonsondergangen. Ik wil dolgraag een keertje ontharen en daar heb je 220V voor nodig. Dus nemen we een kamer, helaas blijkt dat de stroom alleen tot een bepaalde tijd aan staat en dat na 10 uur er en geen stroom en dus ook geen fan en ook geen ontharen mogelijk is.
Game walk om 6.30 h, schitterende wandeling waar we vrijwel direct wrattenzwijnen bushbuck en bavianen zien. Er zitten ook heel veel olifanten in dit gebied, alleen waren die er op het moment van de wandeling niet. Dan als we na 2 uur wandelen terug naar de camping gaan staan we opeens oog in oog staan met een aantal grote olifanten die op weg zijn naar de drinkplaats. Vanaf de camping zien we een grote kudde olifanten een lekker modderbad nemen en spelen in het water. We hadden nooit verwacht om zoveel wild en zeker geen olifanten te zien in West-Afrika. De rest van de dag liggen we zoveel mogelijk in het zwembad om de jeuk van de van de black flies een beetje kwijt te raken (wat overigens niet lukt voor 14 dagen).
's Middags komt er een grote overland truck de camping op rijden. De chauffeur is een Amerikaanse vrouw met ballen genaamd Babs. Babs heeft schiterende verhalen over de belevenissen en ergenissen van overlandertrucks en hun passagiers. Als we 's avonds een feestje brouwen rond een groot kampvuur, is zo gezellig dat Babs zo dronken wordt dat ze precies onder onze tent (dus onder de ladder) wil gaan zitten piesen. Gelukkig kon Peter nog net voorkomen dat we natte voeten zouden krijgen! Blijkbaar is er iets teveel geschonken want Vicky ziet 's nachts een olifant voorbij stiefelen. Op hetzelfde moment is Peter eruit om te plassen en hij heeft niets gezien.
Op naar Baobeng Monkey Reservaat. We rijden door het regenwoud (of wat ervan over is) en zien schitterende grote bomen, maar ook heel veel vrachtwagens volgeladen met bomen. We arriveren in de schemer en parkeren de auto's bij het visitorcentre. Zodra we uitstappen worden we aangevallen door krijgsmieren. Deze mieren bijten door sokken en broeken heen en laten niet los. Je moet ze pletten en dan van je vel afhalen. We stonden midden in een enorme kolonie en waar we ook liepen of zaten, de mieren waren er. Voordat je je tent indook moest je eerst je kleding en schoenen inspecteren op die enge mieren want anders zouden ze in de tent komen.
Om 9 uur neemt een ranger ons mee het regenwoud in waar we schitternde Colobus apen en Mona aapjes zien. Helaas wisten we niet dat de Mona's om 6 uur 's ochtends in het dorpje zijn om eten te zoeken want dan waren we wel ietsje eerder die kant opgegaan.
We rijden als gekken over super slechte en smalle wegen (tracks), daarbij vrachtauto's inhalend en gaten vermijdend om maar zo snel mogelijk naar Dixcove te rijden. Dagen lang is Dixcove "The magic word". Iedere keer als er iets gedaan moet worden, is het "Dat doen we in Dixcove wel". Vicky is helemaal opgewonden over Dixcove en het fort en wij worden steeds nieuwsgieriger naar het wonderfort. We komen, zoals bijna standaard is geworden, in het donker aan (terwijl je altijd hoort dat je niet in het donker moet rijden). We zien in het donker wel een soort fort maar pas de volgende morgen blijkt hoe mooi het wel is. Het fort Metal Cross wordt beheerd door een bevlogen engelsman, die wegen/huizen/rioleringen etc aan het aanleggen is samen met de bevolking van Dixcove. We zijn enorm onder de indruk van wat 1 man kan bereiken. We zijn in het fort als een soort kasteelheren/vrouwen die op onze wenken bediend worden. Een kokkin, wasvrouw annex masseuse, manusje van alles, gids, we hoeven zelf helemaal niets meer te doen. We hebben 10 dagen als God in Frankrijk geleefd, met zeer uitgebreidde eetfestijnen en luierdagen. We gaan een paar keer naar de dichtsbijzijnde stad om te kunnen internetten. Dit is zo'n 40 km ver, je moet er dus wat voor over hebben om de website te kunnen up-daten en om in contact te blijven met iedereen. Op 31 october lezen we dat onze lievelingskat is doodgereden. Conan is blijkbaar op zoek gegaan naar ons en buiten de veilige tuin gaan struinen waarbij hij overreden is. We zijn er allebei zo kapot, dat we bijna besloten om terug te gaan naar Nederland. Gelukkig neemt m'n zusje Daphne Spartacus en Eopatra in huis (flat) zodat we zeker weten dat ze niet proberen weg te lopen. Dit was het moment dat we besloten om de auto te verschepen naar Zuid-Afrika en niet de gok te nemen om voor de grens van Chad-Soedan vast te komen staan.
Na al die dagen niets doen zijn we weer op weg. Drie auto's achter elkaar op een snelweg die in Nederland niet eens als b-weggetje aangeduidt zou worden. De Landy voorop de Landcruiser in het midden en de Mercedes G al derde. De Ghanezen rijden als gekken potholes vermijdend, inhalend in bochten, rakelings langs voetgangers. Dus is het oppassen geblazen. Peter ziet in z'n spiegels dat de G achter ons ingehaald wordt ddor een Opel Vectra die vervolgens ons inhaals met een belachelijke hoge snelheid (zeker op dat soort wegen). Als de Vectra de Landy in gaat halen, moet Slade uitwijken voor een enorm gat in de weg. Stuurt vervolgens een stukje naar links op het moment dat de Vectra aan z'n inhaalpoging begint. De weg is zo smal dat de Vectra met z'n linkerwielen naast de weg komt en als de bestuurder dan ook nog eens vol op z'n rem gaat staan
Tumu grensovergang (N11, 00,113, W2, 05,085), geen enkel probleem. We proberen om geld te wisselen in Tumu maar dat blijkt onmogelijk. Op weg naar Wa (via Walmbe) is het moeilijk een bushcamping te vinden want het is er nogal druk met mensen.
17-10-2003